Alruin is naast Maretak de meest magische plant van de Kelten en Germanen. De plant zou de naam alruin te danken hebben aan Albruna een Germaanse waarzeggende priesteres. Alb betekend elf en runa betekent geheim en is verwant aan de runen. Vrij vertaald ‘zij die alle geheimen kent’. Ook van de alruinwortel werd gezegd dat het alle geheimen kan onthullen.
In vroegere tijden ook wel bekend als toverwortel of duivelsappel. Door wicca’s en druide’s veel gebruikt in heksenzalven en als droom opwekker. Vooral gebruikt als protectie tegen demonen en zwarte magie.
Het gezegde is dat waar alruin is, er geen ruimte voor demonen, negatieve entiteiten, vloeken e.d. is. Men kan een stukje wortel op een prominenten plek in het huis leggen, of bij zich dragen. Ook als weekwater een belangrijke plek of wezen mee besprenkelen.